dinsdag 13 mei 2008

waalse haan

Afgelopen weekeinde een al lang gepland tripje door het Waalse land gemaakt met NOS-correspondent Thomas S. Des vrijdags heb ik eerst wat mensen in Leuven en daar leek zich het algehele gebrek aan voorbereiding te gaan wreken. 's Avonds kon ik niet bij Thomas slapen vanwege onwil bij hospita, alle jeugdherbergen vol. Gelukkig bracht Liesbet uitkomst. Bij haar hebben we in Leuven gelogeerd.
Op zaterdag een weinig brak naar Brussel gegaan, bij toeval een boekje over 'patrimonie industrielle' in Wallonie gevonden, daarna de allerlaatste auto bij Hertz gehuurd en vertrokken naar Waterloo om daar eerst maar eens te lunchen. Daarna begon anderhalve dag van absurde Waalse toestanden. Het eerst geindustrialiseerde deel van het vasteland, motor van de Belgische economie, maar sinds de jaren '60 in economisch verval met ongekende werkloosheid en onvermogen om de economie weer vlot te trekken. Als men wel iets probeert is het vaak nutteloos, zoals het hellend vlak van Ronquieres.

Dit apparaat, dat schepen over een hoogte van 68 meter en een lengte van 1400 meter verplaatst is betaald uit wafelijzergelden. Het principe van de wafelijzerpolitiek is: krijgt Vlaanderen iets, dan mag Wallonie voor hetzelfde geld ook iets doen. De Walen hebben gekozen voor een fikse uitbreiding van het waterwegennetwerk, om zo de kolen (die steeds minder gewonnen werden) te kunnen afvoeren. Daarom ook de scheepslift van Strepy-Thieu, de tegenprestatie voor het uitdiepen van de haven van Zeebrugge.

Hoogteverschil: 70 meter, maximaal tonnage: 2000. gebruik: nihil.
De volgende dag, na een avondje Charleroi, waar trouwens een ongebruikt metrostelsel ligt (net als de vorige twee bezienswaardigheden een van de grands travaux inutiles). In Marcinelle (ook de voormalige woonplaats van Marc Dutroux), een deel van de agglomeratie Charleroi de ware troosteloosheid aanschouwd. De verlaten mijnschachtbokken steken uit boven de arbeidershuizen, zwart van roet. Alom steenbergen, onnatuurlijke heuvels opgetrokken uit het puin dat uit de grond is gekomen bij het aanleggen van de mijnen.
In Marcinelle het mijnmuseum gezien: prachtig, maar met meer personeel dan bezoekers. Het is ook de plek waar de grote mijnramp van 8 augustus 1956 plaatsvond waarbij vooral Italiaanse mijnwerkers omkwamen.
Doorgereden richting Luik, naar Blegny-Mine. Daar weer een museum met weinig bezoekers. Door de mijnschacht rondgeleid (met zijn drieen: Tomas en ik en oud-mijnwerker Johan als gids) op 30 en 70 meter diepte (de mijn is een kilometer diep).
Daarna nog een bezoek aan Cheratte, een dorpje geheel rondom de Charbonnage du Hasard, een dertig jaar geleden gesloten steenkoolmijn. Het gebouw stond er nog maar leek ontoegankelijk. Totdat een Portugese dorpeling (een oud-mijnwerker, zoals alle oudere mannen in het dorp) met beschikking over de sleutels van het complex ons een rondleiding aanbood, tegen betaling van tien euro aan zijn kleinzoon. Zo gingen we de verlaten mijngebouwen binnen, waar het eruitzag alsof de mensen in grote haast waren vertrokken: stapels kleren, schoenen en laarzen, kasboeken, een brandkast voor de uitbetaling. Foto's hier.

Daarna tot grote schrik ontdekt dat Luik een best wel mooie binnenstad heeft, weer een vooroordeel verloren. Maandag teruggekeerd naar Groningen. Mooi weekend.

woensdag 7 mei 2008

Schaamlapgeschiedenis

Beangstigend, maar waar. Voor het eerst ben ik het met Afshin Ellian eens.
Ellian's stijl is niet de mijne, maar ik ben het met hem eens: het is een gotspe dat het misbruik van de geschiedenis door staatssecretaris Bussemaker gepropageerd wordt.
Natuurlijk moet iedere Nederlander onderwezen worden in de Nederlandse geschiedenis, maar niet op deze manier. 'De' waarheid over de geschiedenis bestaat niet - dat weten we wel, maar hier worden de grenzen van het redelijke zover overschreden dat men het domein van het belachelijke terecht komtl. De grote aanwezigheid van bijvoorbeeld Marokkanen in Nederland is voornamelijk iets van na de Tweede Wereldoorlog, en daarvan moet de geschiedenis verteld worden. Niet van iets dat er niet is - of slechts geforceerd gevonden kan worden.

Uit recent onderzoek is trouwens gebleken dat het meeste sjouw- en tilwerk voor de hunebedden is verricht door Poolse trechterbekercultuurmensen.

donderdag 27 maart 2008

De provincie Utrecht

Alles in de wereld is opgebouwd uit stukken een aantal keren zo groot als de provincie Utrecht. Regenwouden, overstroomde gebieden, Chinese provincies, grote steden: allemaal zijn ze te vatten in 3, 5 of 7x de provincie Utrecht. Je hoort vaak iets als “Moskou is een stad ter grote van de provincie Utrecht.”

Gisteren in de NRC:

“Een ijsplaat van ongeveer 13.000 vierkante kilometer (bijna tien keer de provincie Utrecht) dreigt af te breken en te smelten.”

Op zich is dit natuurlijk heel erg, van die ijsplaat, en dertienduizend vierkante kilometer is ook heel erg groot. Maar natuurlijk raak ik pas echt gealarmeerd als ik weet dat de ijsplaat 10 (tien!) keer de provincie Utrecht is. Maar waarom die voortrekkersrol voor de provincie Utrecht, en waarom altijd aansluiten bij de belevingswereld van de mensen in het midden des lands? Waar blijft de regio?

Ik heb het even opgezocht. Utrecht is 1386 km2 groot en dus is de afbrekende ijsplaat 9,38 keer zo groot als Utrecht. Een provincie als Drenthe is 2346 km2 groot. Delen wij dit op 13000, dan kom je uit op 4,92. Nog veel mooier was dus: “bijna vijf keer zo groot als de provincie Drenthe”. Nog beter is Limburg (2153 km2), 6,03 keer zo klein als de ijsplaat.

Maar ook hier zien we de onvermijdelijke dictatuur van de Randstad: alsof de provincies aldaar de beste maat zouden zijn om de rest van de wereld aan af te meten. Welk een belachelijk provincialistische hoogmoed.

donderdag 20 maart 2008

Hugo Claus

Ja hoor, onze Perzische vriend flikt het weer. Nog geen dag is de grootheid Hugo Claus in buitengewone waardigheid gestorven, of het vleesgeworden, dikke onbeschoft eigent zich de literaire nalatenschap op voor een staaltje letterkundige verminking. En dat natuurlijk om mohammed maar weer eens een hak te kunnen zetten.
Lees hier hoe de columnist der columnisten Hugo Claus een eerbetoon brengt.

zaterdag 15 maart 2008

inconsistentie

Gisteren verscheen van Mark Rutte een opiniestuk in NRC, “Laat Wilders met zijn film met rust.” De bekende platitudes kwamen weer voorbij. Ik citeer: “We moeten pal staan voor de vrijheid van meningsuiting - ook als een mening ons niet aanstaat.” Hierover twee opmerkingen. Ten eerste is het in Nederland nog nooit zo goed gesteld geweest met de vrijheid van meningsuiting als nu. Van radicale moslims tot radicale Verlichtingsfundamentalisten en alles wat daartussen zit, iedereen roep maar lekker door. Geen mening zo abject of zij wordt wel ergens verdedigd. Ten tweede is het gek dat deze waarde, vrijheid van meningsuiting, zo wordt geabsoluteerd. De enige waarde die wij kennen die kennelijk niet door een andere waarde wordt begrensd, en ook nergens meer wordt beargumenteerd. De vrijheid van meningsuiting is heilig, punt.

Volgende citaat. “Onze kernwaarden, gelijkwaardigheid van man en vrouw en de scheiding van kerk en staat, zijn niet onderhandelbaar. Gezien de verandering in deze kernwaarden gedurende de afgelopen eeuw in Nederland lijken ze me behoorlijk onderhandelbaar.

Laatste citaat: “Moskeeën en jongerencentra die radicale imams een podium bieden, moeten worden gesloten. De desbetreffende imams, die de wet overtreden, moeten het land worden uitgezet. Als zij de Nederlandse nationaliteit hebben, moet hun die worden ontnomen, zodat ze kunnen worden uitgezet.” En nou snap ik het niet meer. Ik herinner even aan het hierboven geciteerd: de spierballentaal over dat je ook meningen die ons niet aanstaan moet verdedigen. Maar zo simpel is het kennelijk niet. Daarnaast toont Mark Rutte ook meteen aan hoe hij zich aansluit bij een groter wordende groep mensen die de “niet onderhandelbare” scheiding van kerk en staat kennelijk toch niet echt een scheiding vinden. Want wat stel Rutte op de keper beschouwd voor: ingrijpen van de staat in de kerk (moskee), radicale imams moeten niet zomaar wat kunnen zeggen.

Dus wat hebben we geleerd: we moeten pal staan voor de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat. Oh nee, de staat moet juist ingrijpen in de kerk en de vrije meningsuiting moet juist ingeperkt. Misschien is het dan toch zo dat er aan alle waarden bepaalde grenzen zitten?

Dus Mark: volgende keer even nadenken voor je onzin schrijft, analyseer je betoog even voor je het opstuurt.

donderdag 28 februari 2008

geesteswetenschappen

De geschiedenis is een empirische wetenschap over een inmiddels verdwenen werkelijkheid en daarom per definitie problematisch. Toch zijn zowel de geschiedenis (inmiddels verdwenen) en geschiedverhaal (door de geschiedwetenschap) interessant om mee te maken of te lezen. Althans, ze kunnen dat heel goed zijn.
Zo’n verhouding is er niet voor de literatuur en de literatuurwetenschap. Literatuur is leuk, vaak mooi en soms ontroerend om te lezen. De literatuurwetenschap is daarentegen een volslagen overbodige discipline, ook omdat literatuur, in tegenstelling tot geschiedenis, nog bestaat. De literatuurwetenschap fabriceert over het algemeen abjecte monsters. Een citaat om mijn punt te maken:

“De bedoelde diachrone benaderingswijze, geïnteresseerd in het repertoire van generieke kenmerken dat in een bepaalde periode de verschijningsvorm van het genre determineert, rekent het zich tot taak de minimalistische definitie uit te breiden met onderscheidende, variabele en daarmee literairhistorisch relevante caracteristica: de vermomming als geschiedschrijving op basis van een authentificerende provenance van de tekst behoort dan bijvoorbeeld tot de typerende strategieën van de achttiende eeuwse ‘pseudo-factual fiction’.”

Deze ene (!) zin heeft natuurlijk betrekking op de historische roman en komt uit:
J.R. van der Wiel, De geschiedenis in balkostuum. De historische roman in de Nederlandse literaire kritiek (1808-1874) (Leuven en Apeldoorn 1999).

Punt gemaakt.