donderdag 28 februari 2008

geesteswetenschappen

De geschiedenis is een empirische wetenschap over een inmiddels verdwenen werkelijkheid en daarom per definitie problematisch. Toch zijn zowel de geschiedenis (inmiddels verdwenen) en geschiedverhaal (door de geschiedwetenschap) interessant om mee te maken of te lezen. Althans, ze kunnen dat heel goed zijn.
Zo’n verhouding is er niet voor de literatuur en de literatuurwetenschap. Literatuur is leuk, vaak mooi en soms ontroerend om te lezen. De literatuurwetenschap is daarentegen een volslagen overbodige discipline, ook omdat literatuur, in tegenstelling tot geschiedenis, nog bestaat. De literatuurwetenschap fabriceert over het algemeen abjecte monsters. Een citaat om mijn punt te maken:

“De bedoelde diachrone benaderingswijze, geïnteresseerd in het repertoire van generieke kenmerken dat in een bepaalde periode de verschijningsvorm van het genre determineert, rekent het zich tot taak de minimalistische definitie uit te breiden met onderscheidende, variabele en daarmee literairhistorisch relevante caracteristica: de vermomming als geschiedschrijving op basis van een authentificerende provenance van de tekst behoort dan bijvoorbeeld tot de typerende strategieën van de achttiende eeuwse ‘pseudo-factual fiction’.”

Deze ene (!) zin heeft natuurlijk betrekking op de historische roman en komt uit:
J.R. van der Wiel, De geschiedenis in balkostuum. De historische roman in de Nederlandse literaire kritiek (1808-1874) (Leuven en Apeldoorn 1999).

Punt gemaakt.